De titel Rabbit-Proof Fence verwijst naar het antikonijnenhek waarmee de Australische overheid de akkers wou beschermen tegen de konijnen die nochtans door de Europeanen zelf geïntroduceerd werden. Het antikonijnenhek staat voor Christine Olsen symbool voor de poging van de Europeanen het land en haar inwoners te temmen.
Rabbit-Proof Fence is gebaseerd op een waar gebeurd verhaal van drie Aboriginalmeisjes die te voet tweeduizend kilometer aflegden op zoek naar hun moeder. Het verhaal begint in Australië in 1931 wanneer de overheid de drie meisjes bij hun moeder weghaalt en naar kamp Moore River brengt. In dit kamp worden Aboriginal kinderen met een blanke vader opgevoed tot huishoudpersoneel voor blanke gezinnen. Met harde hand wordt aan de “halfbloeden” de Engelse taal, godsdienst en cultuur opgelegd. De veertienjarige Molly ziet deze toekomst niet zitten en besluit te ontsnappen. Ze neemt haar tienjarig nichtje Gracie en haar zesjarig zusje Daisy mee. Molly weet dat ze het Rabbit-proof Fence moeten vinden omdat deze hen de weg naar huis kan tonen. Het antikonijnenhek doorklieft Australië van noord tot zuid om te vermijden dat de konijnenplaag (lees “aboriginalplaag”) zich verder verspreidt. De meisjes gaan moeizaam vooruit door de desolate rimboe. Molly’s zusje is erg uitgeput en haar nichtje twijfelt of ze ooit hun moeder zullen vinden. Molly is echter pienter en vol moed en neemt de jongere meisjes op sleeptouw. Gelukkig krijgen de meisjes op hun voettocht hier en daar ook hulp van goedwillige blanken en Aboriginals. Ze vechten niet enkel tegen de natuur, maar worden ook op de hielen gezeten door ‘blacktracker’ Moodoo. (Toen de Britten zich vestigden in Australië deden ze beroep op de lokale bevolking om hun weg te vinden en te overleven in het Australische landschap. De Aboriginals die hen dienden te gidsen en te voorzien van levensmiddelen in de natuur werden “Black trackers” genoemd.) De film insinueert een evolutie in het gedrag van Moodoo: Aanvankelijk gaat hij gedreven op zoek naar de ontsnapte halfbloeden, maar later lijkt hij de blanke politie op het verkeerde been te zetten uit ontzag voor de moed en het doorzettingsvermogen van de meisjes.
1. Regie
Regisseur Philip Noyce is een geëmigreerde Australiër die volledig gevormd is door de commerciële Hollywoodstijl. Zijn vorige films waren meer gericht op entertainment dan op de historische film à la Rosenstone. Met Rabbit-Proof Fence brengt Noyce geen doorsnee Hollywoodfilm. Rabbit-Proof Fence is een simpel, krachtig verhaal met een eerder traag ritme, geen overbodige dialogen en sterke beelden. Philip Noyce durft het aan een waar gebeurd verhaal te vertellen vanuit het perspectief van de Aboriginal gemeenschap, gezien door de ogen van drie meisjes. Volgens Philip Noyce vertelt de film een verhaal dat de blanke Australiërs nog niet hebben gehoord “ the stolen history of Australia as a whole”.
Met deze film engageert Philip Noyce zich kritisch in het debat over hoe het koloniale verleden moet herinnerd worden. Dit debat kwam op gang in het laatste decennium van de 20e eeuw tussen zowel historici als politici. Centraal staat de vraag naar de waarheid over en de verantwoordelijkheid voor het nationale verleden.
2. Cast
Regisseur Philip Noyce is gewoon te werken met ervaren Hollywoodacteurs. Voor “Rabbit-Proof Fence” ging hij integendeel op zoek naar echte Aboriginalmeisjes om de hoofdrollen te vertolken. Noyce besefte tijdens zijn zoektocht al snel dat hij in de steden geen meisjes zou vinden die geschikt waren voor de rol. De meisjes moesten nog sterk verbonden zijn met de traditionele Aboriginal levensstijl. Daarom trok hij naar afgelegen dorpjes in de Australische rimboe in de hoop dat de meisjes daar minder beïnvloed zouden zijn door de blanke levenswijze. Hij twijfelde er niet aan acteertalenten te vinden onder de Aboriginals gezien hun enorme ervaring met spektakel. De Aboriginalcultuur is immers een cultuur waarin tradities mondeling overgeleverd worden. De uitstraling van de meisjes was voor Philip Noyce heel belangrijk; hij zocht kinderen die iedereen ter wereld zou willen adopteren als zijn eigen kinderen.
Na de audities met honderden kinderen, viel de beslissing op Everlyn Sampi, Tianna Sansbury en Laura Monaghan. Tianna Sansbury was aanvankelijk gecast als figurant, maar werd op de laatste knip gekozen voor de rol van Daisy. Tianna zelf is afkomstig uit een “Gestolen Generatie” familie; haar moeder en tante werden als zij jong waren weggehaald omdat ze halfbloed waren.
Gezien de kinderen nog geen acteerervaring hadden, werden ze begeleid in de kunst van het acteren door Aboriginal actrice Rachael Meza.
De rol van Neville wordt vertolkt door de bekende Britse acteur Kenneth Branagh (Shakespeare). Zijn inspanning om geen stereotiep beeld neer te zetten, is naar mijn mening geslaagd.
Australisch icoon David Gulpilil, het gezicht van de Aboriginals wereldwijd, speelt de “Blacktracker” Moodoo. We kennen Gulpilil als didgeridoovirtuoos en als de jonge hoofdrolspeler uit de film “Walkabout” (1969).
3. Soundtrack
Peter Gabriel componeerde de muziek voor de film in samenwerking met David Rhodes en Richard Evans. Peter Gabriel vermeed muziekgeluiden die te modern in de oren klinken om de desolate eenzame sfeer van de rimboe te creëren. Hij gebruikte natuurlijke geluiden die Philip Noyce tegenkwam of had kunnen tegenkomen tijdens de opnames in de rimboe. Peter Gabriel werkte samen met Australische muzikanten. Hij zocht op welke dierengeluiden in de rimboe voorkomen, vertraagde die dierengeluiden en liet ze manipuleren met de computer. In functie van de beelden werden soms nog instrumenten toegevoegd, zoals strijkers.
4. Mis-en-scène
Cameraman Christopher Doyle koos voor verbleekte beelden die een sfeer van eenzaamheid en verlatenheid van de lange tocht door de rimboe moest opwekken. Hij vertelt hoe “de hemel in de rimboe normaal mooi blauw kleurt, maar de hemel van de meisjes ruw en wreed is, niet hemelsblauw”. Christopher Doyle werkte veel met de handcamera omdat die volgens hem de beelden energieker maakt: “De camera reageert op de acteur, dit is geen stilistische, maar een onbewuste emotionele reactie.” Bij het maken van beelden primeren voor hem licht, energie en de reactie van de mensen op een stilistische compositie en een artistieke omkadering. We ervaren het kamp Moore River door de ogen van Molly. De gekozen cameratechniek stimuleert zo de identificatie van de kijker met Molly.
Het onbezonnen primitieve leven getoond in warme kleuren, staat in visueel contrast met de bleke kleuren van de lange tocht ver van huis.
5. Script
De film is gebaseerd op het gelijknamige boek van Doris Pilkington (1996), de dochter van Daisy. De eerste versie van het boek werd door de uitgeverij afgewezen als te documentair. In de plaats verscheen een meer gefictionaliseerde versie van het verhaal.
Christine Olsen verwerkte het boek tot een filmscript. Hiervoor reisde ze af naar Jigalong waar Molly (84 jaar) en Daisy (72 jaar) in 2002 nog steeds leefden. Zowel Olsen als regisseur Noyce getuigen over de ontembare wilskracht van Molly die nog steeds aanwezig was zoveel jaren later.
Christine Olsen integreerde in haar script niet enkel het boek, maar ook naar het rapport ‘Bringing them Home’ uit 1997 en mondelinge getuigenissen van Aboriginals. Isabel Carrera Suárez wijst op de hoge graad van intertekstualiteit van de film: Behalve de getuigenis van Daisy zijn ook elementen uit getuigenissen van andere slachtoffers verwerkt in het script. Carrera Suárez stelt vast dat de film niet “trouw” is aan de details van het boek of de biografieën van de drie meisjes, maar wel waarachtig. De film bevat immers geen elementen die niet gedocumenteerd werden. Dit bevestigen ook de historici die in het debat betrokken zijn. Sommige critici zien in deze collage echter een de-individualisering, een poging om alle verhalen op één hoop te gooien die de veelheid en uniciteit van de mondelinge getuigenissen onrecht aandoet.
Daarnaast werden elementen uit het boek soms aangepast in functie van de westerse kijker. Zo legden de meisjes in werkelijkheid de laatste kilometers af op de rug van een kameel die hen geschonken werd door een familie Aboriginals in een nabijgelegen dorp. In de film daarentegen zien we de meisjes de laatste kilometers te voet lopen door een bos (valse uitvinding): Een stereotiep beeld dat beantwoordt aan de Europese voorstelling van het gevaar en de verloren kinderen.
Op haar release in 2002 te Jingalong prezen vele Australische recensenten de film om haar bewegende en politieke scherpzinnigheid. De film en haar cast sleepten verschillende prijzen en nominaties in de wacht, zowel in Australië als daarbuiten. In België werd de film geklasseerd op de zesde plaats van beste films uit 2003. In Australië kwam de film een jaar eerder uit en voedde ze het geschiedenisdebat dat al sinds de jaren 1990 aan de gang was over de juiste interpretatie en de gepaste representatie van het koloniale verleden. De eisen van de “Gestolen Generatie” betrokken ook politici in het debat.
In een artikel over de historische verdienste van “Rabbit-Proof Fence”, benadert historica Jane Lydon de film als een voorbeeld van “een directe en aangrijpende emotionele manier om het verleden te begrijpen”. Volgens Felicity Collins en Therese Davis is de film “een voertuig voor het terugvinden van een verleden dat gekend is, maar ontkend en vergeten”. In die zin is de film zowel nieuw als vertrouwd. De film doet immers de vertrouwde figuren van het verloren kind en de “black tracker” uit de Australische culturele traditie herleven. De film verandert hun betekenis om het publiek te choqueren en te doen inzien dat de oorsprong van huidige conflicten in het verleden te vinden is.
Slechts een handvol conservatieve commentatoren brak de film af als niet waarachtig. Critici als Piers Akerman en Andrew Bolt wezen op de divergentie tussen de film en het boek en op de hoge dosis sentimentaliteit. Andrew Bolt bekritiseert het paternalistische en racistische portret dat gemaakt wordt van Neville. Bolt stelt zich vragen bij de rooskleurige voorstelling van het leven van de meisjes in Jigalong vooraleer ze weggehaald worden. Verder heeft hij ook bezwaren op de gevangenisachtige plunjes die de actrices dragen in het kamp River Moore, terwijl de Aboriginals daar volgens hem in werkelijkheid Europese kledij droegen.
Filmcriticus Brian McFarlane beschouwt “raciale hypocrisie” als het centrale thema van de film. Hij vindt dat cinema weinig te bieden heeft over dergelijke thema’s. Beargumenteerde bewijzen verdwijnen immers op de achtergrond door de dramatisering van het verhaal. En juist de niet geslaagde dramatisering vindt hij dan ook de grootste zwakte van de film. Hij vindt de film met andere woorden niet “Hollywood” genoeg. Anderen betreuren juist de Hollywoodelementen die de historiciteit van de film verstoren, zoals de generalisaties, de sentimentaliteit en het happy end.
Onderwerpen als rassensegregatie, racisme, westers imperialisme en superioriteitsdenken komen gewoonlijk aan bod in de lessen rond de kolonisatie van Latijns-Amerika in de tweede graad en de kolonisatie van Kongo in de derde graad. Soms wordt in de derde graad ook de rassenproblematiek in de Verenigde Staten van de twintigste eeuw behandeld. De situatie van de Aboriginals in Australië lijkt minder bekend. Hoewel de rassensegregatie er tot 1970 officieel stand hield en er pas in 2008 vanuit de Australische overheid verontschuldigingen werden aangeboden. De film kan daarom een eerste confrontatie zijn voor de kijker met het gegeven van de “verloren generatie”, alsook een illustratie van etnische zuivering.
Op narratief niveau symboliseert het verhaal van de drie meisjes de tragiek van een hele generatie. De film heeft genoeg potentieel om te blijven hangen in de herinnering van haar publiek. De kijker wordt gestimuleerd mee te leven en zich te identificeren met de hoofdpersonages. Toch probeert de regisseur geen zwart-wit verhaal te brengen waarbij alle blanke antagonisten over eenzelfde kam worden geschoren. De hulp die de meisjes op hun tocht kregen kwam zowel van blanken als van Aboriginals. Aan de andere kant werden de meisjes ook verraden door een Aboriginal die zich liet omkopen door de blanke achtervolgers.
De film behandelt een historisch trauma waarbij het proces van erkenning en “herstel” nog aan de gang is. Hoewel de verhaallijn in enkele minuten samen te vatten is, raad ik aan de film in zijn geheel te tonen. Deze film lijkt mij daarom meer geschikt als forumfilm, dan als leermateriaal. Enkele scènes zouden weliswaar kunnen dienen als afzonderlijk illustratief materiaal.
Tussen 1905 en 1971 (!) voerde de Australische overheid een bewuste raciale politiek van rassenzuivering om het “probleem” van de halfbloeden op te lossen. De halfbloeden waren kinderen die door blanken verwekt waren bij alleenstaande Aboriginalmoeders, vaak door verkrachting. De autoriteiten rukten de kinderen weg bij hun moeders en brachten ze naar een kamp aan de andere kant van het land waar ze opgevoed moesten worden in de Engelse taal, cultuur en godsdienst. Nadien werden ze bij blanke gezinnen geplaatst als huishoudhulp. De assimilatiepolitiek moest vermijden dat halfbloeden kinderen kregen met volbloed Aboriginals waardoor het blanke bloed verder zou verdunnen. Men trachtte in twee à drie generaties de “wilde invloeden uit te kweken”. Een gelijkaardige dreiging als de gedwongen assimilatiepolitiek die de Aboriginals hebben moeten ondergaan, treft vandaag de Bosjesmannen in Botswana.
De labor-regering van Paul Keating liet in 1995 een nationaal onderzoek houden over de gedwongen afscheiding van Aboriginal kinderen. Het rapport “Bringing them home” werd gepubliceerd in 1997 onder het mandaat van John Howard. De druk vanuit de Aboriginalgemeenschap op de nationale autoriteiten verhoogde om de historische verantwoordelijkheden te erkennen voor de onteigening van de gronden, de vernieling van autochtone gemeenschappen en de politiek waarbij kinderen van hun families gescheiden werden. Liberaal premier John Howard hield echter meer dan tien jaar een officiële verontschuldiging aan de Aboriginals tegen. Volgens opponenten van de “Bring them home”-campagne is de waarheid verdraaid door de emotioneel beladen context en de onbetrouwbaarheid van mondelinge getuigenissen.
Pas op 13 februari 2008 verontschuldigde de Australische regering zich bij de Gestolen Generatie. “We verontschuldigen ons voor de wetten en politiek van voorgaande Australische regeringen die hebben gezorgd voor een groot verdriet, lijden en verlies onder onze medebewoners van Australië", aldus labor-premier Kevin Rudd in het parlement. In tegenstelling tot zijn voorganger, verklaarde de liberale oppositieleider Brandan Nelson geheel achter het excuus van de regering te staan. Het parlement kende geen Aboriginalleden, maar voor het officiële excuus woonden honderd vertegenwoordigers van de Aboriginalgemeenschap de parlementszitting bij. Naast het excuus kwam premier Rudd met een nieuw plan voor problemen waar de Aboriginalbevolking mee te maken heeft. Zo zei hij zo snel mogelijk het verschil in levensverwachting tussen blanke Australiërs en Aboriginals (17 jaar) te willen bestrijden en de hoge kindersterfte, werkloosheid, drugs- en alcoholmisbruik onder Aboriginals aan te pakken.
http://www.imdb.com/title/tt0252444/ geraadpleegd op 7 december 2011
http://nos.nl/artikel/67768-australie-maakt-aboriginals-excuses.html geraadpleegd op 15 december 2011
http://www.kutsite.com/recensie/rabbitproof-fence geraadpleegd op 7/12/2011
Lydon, Jane. “A Strange Time Machine: The Tracker, Black and White, and Rabbit-Proof Fence.” In: Australian Historical Studies 35, nr 123: (2004) 137-148.
Carrera Suárez, Isabel. “La traslación de la mirada aborigen: Generación Robada y la mediación intertextual.” In: Arbor: Ciencia, Pensamiento y Cultura 186, nr.741: (2010) 99-106.
Collins, Felicity, en Therese Davis. “Disputing history, remembering country in The Tracker and Rabbit-Proof Fence.” In: Australian Historical Studies 37, nr 128: (2006) 35-54.
Om de gerelateerde filmfragmenten te kunnen bekijken, dient u zich eerst aan te melden. U kan inloggen via de link onderaan deze pagina.