Wat Zwarte Piet ons kan leren over historici, verhalen en identiteit

Gepubliceerd op 06-12-2017, laatst bijgewerkt op 08-11-2021.
Taal
Dec 6
10:30

Gastauteur: Eline Mestdagh

Wilde chaos op zaterdagochtend 18 november 2017 op een snelweg in het Nederlandse Friesland. Enkele liefhebbers van Zwarte Piet plaatsten die ochtend hun wagens dwars over de snelweg A7 om er de doorgang te blokkeren voor een 120-tal anti-Zwarte Piet activisten. Die waren per bus onderweg naar Dokkum, waar die dag de Sint kwam aanmeren om er, vergezeld van een groep Zwarte Pieten, zijn jaarlijkse landelijke intocht in Nederland aan te vangen. Verenigd in de actiegroepen Kick Out Zwarte Piet (KOZP) en Nederland Wordt Beter zouden de activisten er demonstreren om het volgens hen racistische karakter van Zwarte Piet aan te kaarten. Ze zijn er nooit geraakt. De hevigheid waarmee deze discussies nog steeds gepaard gaan, en waarvan de blokkades op de A7 op die koude zaterdagochtend de fysieke veruitwendigingen zijn, herinnert historici eraan hoe de collectieve omgang met het verleden nooit neutraal is.

Reizende Surinamers en Witte-Pieten-plannen

Nu de herfst is aangebroken en het Sinterklaasfeest in aantocht, schakelt ook het aanhoudende gepolariseerde debat over Zwarte Piet opnieuw een versnelling hoger. In zijn traditionele gedaante gekenmerkt door zijn zwart geschminkte huid, rood gestifte lippen, zwarte kroezelige pruik en gouden oorringen, is de gebruikelijke helper van Sinterklaas de voorbije jaren steeds nadrukkelijker het onderwerp geworden van kritiek door activisten zoals deze bij Kick Out Zwarte Piet, maar ook door (sommige) historici, erfgoedwerkers en mensenrechtenorganen.[1] In een 21e eeuwse Nederlandse traditie, beargumenteren ze, is er geen plaats meer weggelegd voor een stereotiep figuur dat verbonden is met, herinnert aan, of zelfs ‘een terugkeer’ is naar het Nederlandse slavernijverleden.

Dergelijke claims zijn in Nederland niet nieuw. Al in de jaren 1930 stelden de toen nog zeldzame Surinaamse reizigers vragen bij de gedaante van Zwarte Piet wanneer zij voet zetten op Nederlandse bodem en er soms ontvangen werden op het verzoek of zij geen Zwarte Piet wilden spelen tijdens het volgende Sinterklaasfeest. In 1968 bedacht en verspreidde de Nederlandse huisvrouw Rita Grünbauer – onder de weinig verhullende schuilnaam ‘M.C. Grünbauer’ – haar inmiddels bekende Witte Pietenplan. Ze schreef Nederlandse Sinterklaasfeest-organisatoren, nieuwsredacties en zelfs de Tweede Kamer aan met de vraag alle Zwarte Pieten te vervangen door Witte Pieten. De noodzaak daartoe, zo motiveerde ze, lag erin dat het niet langer kon een “neger als slaaf voor te stellen”, “terwijl de slavernij al meer dan een eeuw is afgeschaft”.[2] Pas toen in de jaren tachtig de Surinaamse, Antilliaanse en Caraïbische migratie naar Nederland toenam, werden ook de kritische stemmen rond Zwarte Piet steeds luider en prominenter. Onder de actienaam ‘Sinterklaas vieren zonder Zwarte Piet’, bijvoorbeeld, riep de Utrechtse Solidariteitsbeweging Suriname in 1981 diverse Sinterklaasfeest-organistoren op om hun feesten te laten doorgaan zonder Zwarte Pieten. Op de pamfletten die de beweging verspreidde, stond te lezen: “Stop geen zwarte knecht in uw Sinterklaaspakket. De slavernij is al honderd jaar geleden stopgezet”, een boodschap die klinkt als een voorloper van “Slavernij is voorbij! Laat de Zwarte Pieten vrij!”, de leuze die vandaag de dag gescandeerd wordt tijdens straatprotesten tegen Zwarte Piet.[3]

“Zwarte Piet is Racisme”

Sinds activisten Jerry Afrriyie en Quincy Gario zich op zaterdag 12 november 2011 in Dordrecht tijdens de jaarlijkse Sinterklaastocht vertoonden in T-shirts met als opschrift “Zwarte Piet is Racisme”, en er met harde repressie door de politie van antwoord werden gediend, lijkt er wel een nieuwe golf ingezet van acties tegen de Zwarte Piet-figuur. De voorbije jaren kwamen mensen met hun eigen ervaringen met en opvattingen over Zwarte Piet naar buiten, voornamelijk via de sociale media. Op dergelijke fora woedden in de maanden en jaren nadien hevige discussies, die doen vermoeden dat de verschillende partijen nauwelijks het standpunt van de ander hebben begrepen.

Levend verleden

De soms agressieve scheldpartijen waarmee het debat tegenwoordig geregeld gepaard gaat, maken pijnlijk duidelijk hoe iets dat schijnbaar te rusten werd gelegd met het verstrijken van de tijd ook in het heden nog de gemoederen hoog kan doen oplaaien. Het ‘racisme’ waar de claim “Zwarte Piet is Racisme” de aandacht op moet vestigen is niet alleen het racisme van de intentioneel handelende kwaadaardige persoon die bewust scheldt en uitsluit. Zoals ook de argumentatie hierboven aangeeft, is racisme voor de tegenstanders van Zwarte Piet ook en vooral de verzameling aan hedendaagse erfenissen van het Nederlandse slavernijverleden. Eerder dan een volledig afgesloten historisch hoofdstuk, is het slavernijverleden in dit verhaal een structuur van continuerende ongelijkheid, dominantie en uitsluiting:                                                                                                      

De slavernij en het koloniaal verleden heeft [sic] diepe wonden en sporen achtergelaten. Nationaal willen we wijzen op het bestaan van […] bewuste of onbewuste discriminatie op de arbeidsmarkt, door minderheden ervaren onderwaardering van talenten en capaciteiten op school en op het werk, en dubieuze maatschappelijke praktijken waarbij van etnische profilering gebruik gemaakt wordt. Dit zijn de diepe sporen die de koloniale geschiedenis nalaat. […] Sporen die alleen uitgewist kunnen worden als ze in eerste instantie erkend worden.[4]

Claims gericht tegen Zwarte Piet richten zich daarom zelden tot die Zwarte Piet-figuur alléén. Ze richten zich tegen het ruimere collectieve historische verhaal waarvan Zwarte Piet slechts de veruitwendiging in de publieke ruimte belichaamt: een verhaal waarin een dergelijk continuerend onrecht niet of nauwelijks onderkend wordt.

Een arena aan interagerende verhalen

Pogingen om grip te krijgen op dit soort conflicten over hoe het verleden in de publieke ruimte verbeeld wordt, drijven historici noodzakelijkerwijze naar de onstuimige en breed bediscussieerde relatie tussen geschiedenis en identiteit. Verhalen over het verleden zijn voor individuen en groepen altijd van fundamenteel belang geweest in de vorming van een eigen identiteit. Ze bieden houvast en coherentie in een veelzijdige en verwarrende wereld, en ze stellen mensen in staat een relatief stabiel zelfbeeld te ontwikkelen via de verhalende creatie van een continuïteit van de eigen groep doorheen de tijd. [5] Diezelfde verhalen bepalen wat we als collectief wel of niet bestempelen als ‘erfgoed’: een waardevol geacht stuk erfenis, zoals een kinderfeest met een Spaanse bisschop, dat we van de generaties uit het verleden meekregen en waarvan we het doorgeven naar de volgende generaties belangrijk vinden.

Maar net zo natuurlijk als de verwevenheid tussen geschiedenis en identiteit, zijn ook de intrinsieke eigenschappen van selectiviteit van verhalen, gezien de filosofische onmogelijkheid van een ‘allesomvattend’ verhaal. Individuen en groepen die verhalen over het verleden ontwikkelen zullen daarbij altijd bewust of onbewust bepaalde ontwikkelingen en gebeurtenissen op de voorgrond brengen en andere in de schaduw laten. Die natuurlijke selectiviteit geldt niet alleen voor de keuze voor bepaalde gebeurtenissen, personen of ontwikkelingen, maar ook voor de wijze waarop al die gebeurtenissen, personen en ontwikkelingen vervolgens aan elkaar worden geregen in een logisch opgebouwd verhaal, en vooral: voor de wijze waarop dit verhaal vervolgens aan het heden gekoppeld.

De verhalen die mensen vormen over het verleden zijn dan wel selectief, ze zijn nooit arbitrair. De waaier aan mogelijke, of beter: legitieme, verhalen wordt sterk bepaald door wat we publieke of ‘dominante’ verhalen zouden kunnen noemen: de verhalen die we terugvinden in geschiedenisboeken, historische monumenten of herdenkingsplechtigheden. Die publieke ruimte waarin (groeps-)identiteiten en verhalen tot stand komen en met elkaar interageren is nooit statisch, maar is in voortdurende beweging.[6] Welke verhalen, welke narratieve selectie en welk perspectief uiteindelijk de status van dominante of publieke verhalen in de publieke ruimte kunnen opeisen is nauw verbonden met sociaal en politiek getouwtrek in diezelfde ruimte: wie kan er spreken en wie wordt gehoord?

De strijd tegen Zwarte Piet als een strijd voor een ander verhaal

Met een eis om een afschaffing of aanpassing van Zwarte Piet als stuk Nederlands erfgoed in de publieke ruimte eisen groepen zoals Kick Out Zwarte Piet eveneens het recht op om in die ruimte ook zélf te kunnen mee bepalen wat de legitieme termen zijn om over het Nederlandse slavernijverleden te praten. Die strijd speelt zich niet enkel rond Zwarte Piet af. Niet toevallig voeren dezelfde activisten al jaren strijd om wetenschappelijk onderzoek naar het Nederlandse slavernijverleden te bevorderen en beter te verspreiden, bijvoorbeeld in de eindtermen van het Nederlandse onderwijs of in musea die een groot deel van het slavernijverleden nog altijd met de ietwat bittere term ‘Gouden Eeuw’ benoemen. Daarbij gaat het niet enkel over het zichtbaar maken van dit stuk donker Nederlandse geschiedenis in de Nederlandse publieke ruimte, of over het bespreekbaar maken van een ‘zwarte bladzijde’ waarover lang stilte heerste. Het gaat eveneens over het herdefiniëren van de verhalende termen waarin over dat verleden kan en mag worden gesproken, en vooral: over het opeisen van het recht om in dat proces van herdefiniëring gelijkwaardig mee te kunnen onderhandelen. Dat de stemmen die in Nederland vraagtekens bij Zwarte Piet opwerpen door het grootste deel van de Nederlandse samenleving nog altijd systematisch de repliek krijgen dat dit debat niet aan de orde is, toont daarom paradoxaal genoeg net datgene wat diezelfde stemmen met hun activisme trachten te bestrijden: dat hún stem over wat een legitiem verhaal is of kan zijn in de publieke ruimte niet gelijkwaardig wordt behandeld en niet ernstig wordt genomen.

Veel meer dan louter een ‘symbool’ voor een breder maatschappelijk probleem rond uitsluiting en racisme, is het debat rond Zwarte Piet daarom net een onderdeel ervan. Hoewel het toe te juichen is dat verschillende Nederlandse, en meer recentelijk ook Vlaamse, autoriteiten de stappen hebben gezet in de richting van een aanpassing van Zwarte Piet, betekent dit dat de fundamentele vraag naar dat onderliggende maatschappelijk vraagstuk even pertinent overeind blijft. In elk geval toont de ochtendlijke confrontatie op de Nederlandse snelweg op 18 november dat we nog een lange weg te gaan hebben.

 


[1] A. Van Stipriaan, “Trots op Nederland. De kracht van mentaal erfgoed”, in: Volkskunde, 116(2015), 3, pp. 405-422.; Committee on the Elimination of Racial Discrimination (CERD), Concluding observations on the nineteenth to twenty-first periodic reports of the Netherlands, 27 augustus 2015. (rapport te downloaden op: <https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/10/28/bijlage-3-concluding-observations-on-the-nineteenth-to-twenty-first-periodic-reports-of-the-netherlands>, geraadpleegd op 02.12.2017.)

[2] Geciteerd in: : J. Helsloot, “Het Feest: De Strijd Om Zwarte Piet”, in: I. Hoving, H. Dibbits en M. Schrover, eds. Cultuur en migratie in Nederland. Veranderingen van het alledaagse, 1950-200,. Den Haag, SDU, 2005, p. 253.

[3] Voor een meer gedetailleerd historisch overzicht van protestacties tegen Zwarte Piet, zie: J. Helsloot, “Het Feest: De Strijd Om Zwarte Piet”, in: I. Hoving, H. Dibbits en M. Schrover, eds. Cultuur en migratie in Nederland. Veranderingen van het alledaagse, 1950-200,. Den Haag, SDU, 2005, pp. 249-271.

[4] E. Mestdagh, Veldnotities: participatie reflectievergadering Kick Out Zwarte Piet en zusterverenigingen, Amsterdam, 27 februari 2016.

[5] M. Somers, “The Narrative Constitution of Identity: A Relational and Network Approach”, in: Theory and Society, 23(1994), 5, p. 618.

[6] M. Rothberg, Multidirectional Memory. Remembering the Holocaust in the Age of Decolonisation, Standford University Press, California, 2009, p. 11.