The Name of the Rose vertelt het bloedstollende detectiveverhaal van de franciscanenmonnik William van Baskerville die samen met zijn leerling Adso van Melk een onderzoek voert naar een reeks bizarre sterfgevallen in een veertiende-eeuwse Italiaanse benedictijnenabdij. Enkele kwaadsprekers zien in het mysterieuze overlijden de hand van de Duivel, anderen beweren dat het einde der tijden nabij is. William geeft echter de voorkeur aan de ratio en komt al gauw tot de conclusie dat dit het werk is van een geslepen moordenaar. Ondanks de vorderingen van onze speurneus, wordt de monnikengemeenschap meer en meer onrustig. Een nieuwe uitkomst dringt zich op wanneer inquisiteur Bernardo Gui ten tonele verschijnt. Meteen worden drie ketters als schuldigen aangeduid. Nu tikt de klok voor William en zijn jonge metgezel om de waarheid te achterhalen en het drietal alsnog van de brandstapel te redden.
De distributierechten waren aanvankelijk in handen van 20th Century Fox, maar dat bedrijf verkocht de film later door aan Warner Bros. Bernd Eichinger nam als producer de technische en zakelijke leiding op zich.
Regisseur Jean-Jacques Annaud wijdde twee jaar van zijn leven aan de pré-productie van de film. Eerst stelde de regisseur samen met Andrew Birkin, Howard Franklin, Alain Godard en Gérard Brach een scenario op. De verhaallijn baseerden zij op de 500 bladzijden tellende roman "Il nome della rosa" van de Italiaanse semioloog Umberto Eco. Het bleek een ware sisyfusarbeid, het scenario moest vijftien maal herschreven worden.
In de begingeneriek van de film wordt de prent als een "palimpsest van de roman van Umberto Eco" getypeerd. Een palimpsest was een stuk perkament dat na gebruik werd afgeschraapt zodat het opnieuw beschreven kon worden. In die zin heeft Annaud ook het boek ontdaan van alle nevensporen tot hij enkel nog de centrale plot overhield en een aantal boeiende thema's.
De film werd uiteindelijk opgenomen in Duitsland. De Frans-Duits-Italiaanse productie was de grootste set sinds de film Cleopatra en wordt vaak geroemd als de belangrijkste filmproductie van de jaren ‘80. Een authentiek twaalfde-eeuws klooster (de abdij van Ebernach) deed dienst als decor voor de film.
Annaud draagt historische authenticiteit hoog in het vaandel. Zo werden alle versierde manuscripten met de hand gemaakt. Voor historisch advies deed hij beroep op een ploeg deskundigen, onder leiding van de Franse mediëvist Jacques Le Goff, internationaal gereputeerd om zijn kennis van het middeleeuwse cultuurleven. Maar ook andere specialisten betreffende middeleeuwse deelaspecten van het alledaagse leven stelden hun expertise ter beschikking.
De film werd goed gesmaakt bij het grote publiek en viel duchtig in de prijzen. Naast een César voor beste buitenlandse film sleepte Sean Connery een BAFTA -een Britse Oscar- in de wacht voor zijn vertolking van William van Baskerville. Acteur Hasso van Hugo kreeg eveneens een BAFTA voor beste make-up.
Toch kwam er ook heel wat kritiek op de prent. Een kritiek die niet enkel Annaud's film treft maar voor vele historische genrefilms opgaat, is dat men een stereotiep beeld van de middeleeuwen propageert. De donkere middeleeuwen worden op zijn ‘donkerst' weergegeven. Dit komt niet enkel cinematografisch tot uiting in het erg sombere en duistere kleurenpalet dat de regisseur gebruikt, maar ook in de uitwerking van de personages. Op William, Adson en enkele anderen na worden de personages in de film clichématig voorgesteld als wanstaltige gedrochten en menselijke karikaturen, geïnspireerd op de schilderijen van Hiëronymus Bosch en Pieter Brueghel. Op deze manier maakt de veelzijdige periode van de middeleeuwen zijn naam waar als media tempestas, als tijd tussen het roemrijke verleden van de Romeinen en de culturele wedergeboorte van deze ideeën. Of zoals de befaamde dichter Petrarca het formuleerde, de middeleeuwen waren saecula tenebrae, duistere eeuwen.
Daarnaast hadden verscheidene critici het ook moeilijk met het gegeven dat Annaud het zelfs maar had aangedurfd om het gerenomeerde werk van Umberto Eco in een - vereenvoudigd - filmverhaal te gieten. De tijd heeft echter raad gebracht. Er is een herwaardering voor de prent op gang gekomen en Annauds werk heeft intussen een ware cultstatus verworven.
Ondanks het feit dat film al een tijd geleden werd gemaakt (1986) en de filmtechnische aspecten in de ogen van de moderne televisiekijker misschien wat oubollig lijken, blijft deze film een absolute meerwaarde voor iedereen die zich wil verdiepen in het woelige religieuze en culturele leven van de veertiende eeuw.
Het filmverhaal is geheel fictief en heeft de structuur van een ingenieuze detective. Niettemin werpt de prent een interessante blik op het alledaagse leven in een veertiende eeuwse abdijgemeenschap in Italië. Vooral de histoire cottidienne, de alledaagse gang van zaken in een klooster - van het eerste gebed 's morgens, over het werk in het scriptorium tot het gezamenlijke avondmaal s'avonds - wordt mooi in beeld gebracht. Daarnaast heeft de film ook oog voor de middeleeuwse mentaliteitsgeschiedenis. Centraal staan o.m. de twisten tussen verschillende kloosterorden, de corrumperende rol van de kerk op het einde van de middeleeuwen, het geloof in hekserij en duivelse invloeden, de werking en de impact van de Inquisitie, de invloed van de scholastiek, ...
Niet enkel de film loont de moeite maar ook de roman van Umberto Eco is een aanrader. Zoals steeds is het storyboard van de film een verkorte versie van het boek en zijn daarom interessante passages weggelaten. Het boek biedt een diepere uitwerking van de personages, de setting en de historische achtergrond.
Het verhaal van The Name of the Rose speelt zich af in de veertiende eeuw, een periode waarin de Kerk haar greep op de maatschappij lijkt te verliezen. De rooms-katholieke Kerk krijgt af te rekenen met interne twisten, rivaliserende pausen en populaire ketterbewegingen. Het komt tot een scheuring binnen de Kerk die beter bekend is als het Westers Schisma (1378-1417). In deze zwartgallige periode van onze Europese geschiedenis is er zowel een Heilige Stoel in Avignon (Zuid-Frankrijk) als één in Rome. Er heerst hongersnood en een algemene economische malaise. De pest veegt éénderde van de bevolking van de kaart en de voortdurende oorlogen tussen Engeland en Frankrijk klaren de rest van de klus.
Het monastieke leven krijgt het eveneens zwaar te verduren. De monniken, vooral diegenen die leven naar de regel van de Heilige Benedictus, kleden zich steeds opzichtiger, bezondigen zich zowel aan de vleselijke als materiële geneugten des levens en verrijken zich op de kap van de armen. De praalzuchtige Cluniacenzerkloosters stoten op omvangrijk verzet van de bevolking. Enkele devote gelovigen trachten in navolging van de eerste apostelen (Vita Apostolica) het tij te keren door de moederkerk van binnenuit te ‘hervormen'. Deze reactionaire beweging wordt aangeduid als het observantisme (observare: in acht nemen) en krijgt vorm in de bedelordes die vanaf de dertiende eeuw het Europese vasteland missioneren. Deze christelijke kloosterorden rekenen voor hun levensonderhoud op de bedelstaf. In principe hebben ze geen eigendom en leggen de gelofte van armoede af, met de bedoeling al hun tijd en energie te besteden aan hun religieuze werk. De orde van de Dominicanen en de Franciscanen of Minderbroeders zijn veruit de belangrijkste exponenten van deze christelijke bedelorden. De Franciscanen krijgen reeds in 1209 toestemming om hun orde verder uit te bouwen, de Dominicanen of Predikheren ontvangen een pontificaal fiat in 1216. De opeenvolgende pausen maken hen meteen tot speerpunt van hun charmeoffensief. Een slepend conflict zaait echter verdeeldheid binnen de rangen van de Minderbroeders. De spiritualen vormen de harde kern en prediken absolute armoede terwijl de conventuelen een bescheiden bezit verdedigen. De twistappel wordt al snel herleid tot de vraag of Jezus Christus en zijn apostelen bezittingen hadden en - indien ja - of de gelovigen hen hierin moeten volgen. De vraag van evangelische armoede wordt voorgelegd aan paus Johannes XXII (1249-1334) in Avignon. Deze kiest resoluut de kant van de conventuelen. De meerderheid van de Minderbroeders onderwerpen zich in 1325 aan de beslissing van de paus, maar een minderheid scheidt zich af, waaronder Michaël van Cesena (filmpersonage!) en de beroemde Engelse scholasticus Willem van Ockham (cf. infra), de persoon die model stond voor het filmpersonage William van Baskerville. Johannes XXII slaat beide dwarsliggers in de ban.
Niet elke hervormer wordt dus even hartelijk ontvangen door de paus. Er schuilt immers een groots gevaar in de verbeteringsdrang van fanatieke vaandeldragers die een nieuwe Kerk propageren. Want is er in die nieuwe Kerk plaats voor een oppermachtige kerkvorst, voor rijke dotaties, voor een verheven klasse van clerici? Om deze revolutionaire ideeën te stuiten worden vele bewegingen door de Rooms-katholieke Kerk als ‘ketters' en onorthodox' afgedaan en met vuur en zwaard bestreden. Misschien wel de bekendste splinterbeweging zijn de katharen - waar het woord ‘ketter' trouwens vandaan komt - een beweging die vooral in de dertiende eeuw in Zuid-Frankrijk en andere delen van Europa veel aanhang kende. De katharen hangen een strikt dualistische opvatting aan (Goed-Kwaad) en verwerpen de transsubstantiatie en de autoriteit van de Kerk. De katharen - ook Albigenzen genoemd - worden hiervoor bloedig vervolgd. Vele aanhangers van soortgelijke opvattingen zoals de bogomielen, de waldenzen, de dolcinitieten en later de hussieten delen hun lot. Het belangrijkste wapen in de strijd tegen de ketterij is de pauselijke Inquisitie, een rechtbank belast met het opsporen, vervolgen en straffen van goddeloze ketters. Foltering is hierbij hét middel om de tongen losser te maken. Het noodlot wil dat Paus Gregorius IX juist aan de nieuwe orden der dominicanen en franciscanen de opdracht gaf om de taak van de inquisitie op zich te nemen. De inquisiteur in de film, Bernard(o) Gui, heeft trouwens echt bestaan en vervulde met veel bravoure zijn functie in Toulouse (1261/2-1331). Hij schreef een boek (Practica Inquisitionis Heretice Pravitatis) over zijn praktijkervaringen als inquisiteur.
Op het vlak van theologie, filosofie en wetenschap was in de 13de - 14de eeuw voornamelijk de scholastiek toonaangevend. Scholastici trachtten theologie en wijsbegeerte in één stelsel te verenigen. Daarbij wilden zij vooral aantonen dat het logische denken van de Oudheid niet in strijd was met de bijbelse boodschap. Ze ontwikkelden een methode om teksten (van o.m. Plato en Aristoteles) en problemen te bestuderen. Het ging om een logische manier van denken in tegenstellingen, een vorm van dialectiek. De voornaamste scholastici waren Petrus Abaelardus, Albertus Magnus, Duns Scotus, Willem van Ockham, Bonaventura en Thomas van Aquino.
www.vvlg.be : een uitgebreide bespreking van de film en haar didactische waarde. Extra informatie over de historische achtergrond in een aantal bijlagen
BLOCKMANS, W. en HOPPENBROUWERS, P., Eeuwen des Onderscheids. Een geschiedenis van middeleeuws Europa, Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker, 2004, pp. 342-347 en pp. 422-424.
DRIVER, Martha, ‘Teaching the Middle Ages on Film: Visual Narrative and the Historical Record', in History Compass, 5/1, 2007, pp. 159-174
Om de gerelateerde filmfragmenten te kunnen bekijken, dient u zich eerst aan te melden. U kan inloggen via de link onderaan deze pagina.