Indigènes (letterlijk: inboorlingen) vertelt het verhaal van vier Noord-Afrikaanse moslimsoldaten die tijdens Wereldoorlog II vrijwillig in het Franse leger stappen om hun ‘moederland’ te bevrijden van de Duitse bezetter. We volgen hun avonturen, te beginnen bij de opleiding in Algerije, doorheen Italië, tot in het Franse Alsace in 1945. Tijdens deze zoektocht naar roem, erkenning en een beter levensbestaan, wordt snel duidelijk dat van het Franse ideaal ‘liberté, égalité en fraternité’ weinig sprake is: Franse, blanke soldaten krijgen beter voedsel, vrijaf en maken meer kans op promotie. Ook de glorie wordt hen amper gegund. Indigènes is een politiek geladen film met de thematiek van jarenlang doodgezwegen zaken zoals racisme, ongelijkheid en intolerantie binnen het Franse leger tijdens WO II. Tegelijk is het een knipoog naar de breuk in de hedendaagse Franse multiculturele samenleving.
Indigènes, beter bekend onder de afgezwakte titel Days of Glory, is het resultaat van een Algerijns-Frans-Marokkaans-Belgische samenwerking. De hoofdproductie was in handen van het Franse Tessalit Productions. Zij kregen hierbij de medewerking van o.m. Canal +, het Centre National de la Cinématographie, en France 2 & 3 Cinéma. De Belgische inbreng was van de hand van Versus Production.
Hoewel officieel Frans, werd de film voor ongeveer 70% door de Marokkaanse overheid gefinancierd. Bijna kon het filmen niet van start gaan, toen bleek dat een deel van de resterende fondsen ontbrak. Pas wanneer de in Frankrijk immens populaire Jamel Debbouze instemde met de rol van Saïd – en zodoende het ontbrekende geld aanbracht – kon het verhaal in beeld worden gebracht.
De Frans-Algerijnse regisseur Rachid Bouchareb schreef samen met Olivier Lorelli het scenario. Vanuit een interesse voor het eigen verleden, baseerden ze zich een jaar lang op historische militaire bronnen uit de Archives du Ministère de la Défense, lazen zich in het onderwerp in en interviewden ooggetuigen.
Voor historisch advies deden de makers een beroep op o.m. Claude Bebecar en Alexandra Gaillard. Mohamed El Jaouhari van het Marokkaanse leger trad op als militair consulent.
Er werd zoveel mogelijk op authentieke locaties gefilmd, meer bepaald in Agadin (Marokko), Tarascon en Bouches-du-Rhône (Frankrijk). Bouchareb legde ook een grote zin voor detail, precisie en doorzettingsvermogen aan de dag. Meer dan 900 ‘storyboards’ werden gemaakt en aan elke gevechtscène ging bijvoorbeeld een miniatuurvoorstelling vooraf.
De hoofdrolspelers, Franse acteurs van allochtone afkomst, werden bewust gecast omwille van hun kennis van de Arabische taal. Tot het filmen begon, wisten zij niet van de Franse discriminatie jegens hun voorouders in het Franse leger tijdens Wereldoorlog II.
Naast Indigènes werden medio 2000 ook enkele andere films gemaakt die het koloniale verleden van Frankrijk in vraag stellen. Zo verwijst Michael Hanekes Caché (2005) naar het bloedbad dat op 17 oktober 1961 werd aangericht in Parijs en waar 200 Algerijnse demonstranten om het leven kwamen. I Saw Ben Barka Get Killed (2005) focust dan weer op de ontvoering van en moord op een Marokkaans activist in Parijs in 1965. Tot slot werd in 2004 The Battle of Algiers (1966) - over de opkomst van de Algerijnse nationalistische beweging in 1957 en de onafhankelijkheidsverklaring van 1962 - voor het eerst op de Franse televisie vertoond, na een jarenlang verbod.
Het verhaal gaat dat de toenmalige Franse president Jacques Chirac na vertoning van de film dermate beroerd werd, dat hij meteen opdracht gaf de bevroren pensioenen en uitkeringen aan Noord-Afrikaanse en Arabische veteranen en hun nazaten alsnog volledig uit te keren. Feit is dat bijna gelijktijdig met de première van de film de pensioenen van vreemde veteranen gelijk werden gesteld met die van hun Franse collega’s, na jarenlang getouwtrek tussen de Franse overheid en verschillende veteranenorganisaties. Op dat vlak heeft Rachid Bouchareb alvast zijn doel bereikt.
Een andere doelstelling was de wereld kennis te laten maken met de rol van Noord-Afrikaanse en Arabische soldaten tijdens de Tweede Wereldoorlog, een rol die vaak vergeten werd. Ook hierin was de film een succes, onder meer door het acteerwerk van de fenomenale cast, die op het Filmfestival van Cannes in 2006 gezamenlijk gelauwerd werd met de prijs voor beste acteur. Datzelfde jaar mocht Rachid Bouchareb de prijs voor beste scenario in ontvangst nemen. In 2007 viel die eer hem – samen met Olivier Lorelle – nog eens te beurt tijdens de uitreiking van de César-filmprijzen.
Ook het gewone publiek lijkt de film wel te appreciëren. Indigènes bevat dezelfde ingrediënten die van voorgangers zoals Saving Private Ryan (1998) of Band of Brothers (2001) toppers maakten: een gevoel van broederschap tussen verschillende personages die een grote emotionaliteit in hun karakter leggen, waardoor de toeschouwer zowel kan lachen als huilen. De film blinkt niet uit in ‘special effects’. Dat is ook niet de bedoeling van de makers. Het gaat er hem vooral om recht te doen aan mensen die zich evenzeer Fransman voelen, net zoals de autochtone Fransen. Door het trage, maar efficiënte tempo, dringt die boodschap ook goed door.
In Italië werd de prent iets minder goed onthaald. Vele Italianen vonden het niet kunnen dat de "Indigènes" als helden werden geportretteerd in de film. Bij hen leeft immers nog steeds de herinnering aan een vreselijke gebeurtenis die plaatsvond na afloop van de slag om Monte Cassino in mei 1944. Toen zouden immers duizenden Goumiers (= Marokkaanse troepen die deel uitmaakten van het Franse koloniale leger) en andere koloniale troepen moordend en verkrachtend van dorp naar dorp zijn getrokken. De term "Marrocchinate" (of massaverkrachting in het Italiaans) ontleent hieraan zijn oorsprong. In Castro dei Volsci staat bovendien een monument, 'Mama Ciociara', ter nagedachtenis van deze oorlogsmisdaad.
Er bestaan veel films over de Tweede Wereldoorlog voor in de klas. Indigènes biedt echter een unieke kijk op de strijd van een groep mannen voor wat zij als hun moederland beschouwden en verdedigden met bloed en tranen, maar hen niet zagen als gelijken. De film portretteert niet alleen een endemisch institutioneel racisme binnen de Franse autoriteiten van toen, ze staat ook symbool voor de moeilijke relatie die Frankrijk tot op heden heeft met haar ongeveer 3,5 miljoen mosliminwoners. De Franse staat incorporeert immers een anti-religieuze versie van secularisatie die geboren werd uit het ideeëngoed van de Franse Revolutie. De verdeeldheid van de jaren ’70 continueerde deze breuk (republikeins versus monarchist, links versus rechts, geseculariseerd versus religieus en recent moslim versus niet-moslim). Zo worden afstammelingen van de soldaten die begraven liggen in Alsace – ‘mort pour la France’ – de hoofddoek in staatsscholen ontzegd. Zelfs de anti-religieuze ideeën die de basis vormden van de Franse educatiewetten uit de jaren ’79, bestaan nog steeds, en trachtten een unitaire nationale identiteit te propageren. De actuele waarde van Indigènes moet dan ook gezocht worden in de richting van een zoektocht naar een bindmiddel voor alle Fransen. De film kan leerlingen aantonen dat ook in het verleden moeilijk werd omgegaan met ‘vreemde’ identiteiten.
Daarnaast toont Indigènes ook een andere zijde van de Tweede Wereldoorlog, namelijk die van de moslim. De film vormt aldus een welgekomen aanvulling op de reeds gekende invalshoeken, waarbij de joden, de Duitse bezetter, collaborateurs, het verzet, slavenhandelaars, ... als protagonist worden opgevoerd.
Tot slot handelt de film over een bij het grote publiek minder gekende strijd in Italië, de Rhône-vallei en de Vogezen tijdens de oorlogsjaren 1943-44. Indigènes toont het bevrijdingsoffensief via het zuidelijke deel van Europa, dat even belangrijk was als de aanval vanuit het westen na de Landing in Normandië.
Het integraal bekijken van Indigènes met de leerlingen loont zeker de moeite. Alleen op die manier slaagt men er als toeschouwer in zich in te leven in de 4 hoofdpersonages en hun stuk voor stuk unieke karakters te doorgronden. Bovendien zit de film te goed ineen voor een fragmentarisch gebruik ervan in de klas. Niettemin volgt hieronder een lijstje met de voornaamste thema’s, waarbij telkens wordt verwezen naar de scènes waarin deze voorkomen.
1. Discriminatie
2. Bedrog en propaganda
3. Strijd tegen onrecht
4. Gevoelens (patriottisme, eer, armoede, angst en onzekerheid, vreugde, verdriet, liefde)
Patriottisme
Eer
Armoede
Angst en onzekerheid
Vreugde
Verdriet
Liefde
5. Vriendschap en solidariteit
6. Oorlogswaanzin
7. Religie
8. Cultuurconfrontatie
Indigènes wordt vaak vergeleken met Steven Spielbergs Saving Private Ryan (1998) of de televisiereeks Band of Brothers (2001). Toch gaat die vergelijking niet volledig op. Zo bevat de film qua realisme en cinematografie een aantal anachronismen:
In 1940 werd Frankrijk onder Duitse voet gelopen. 1,4 miljoen Franse soldaten werden gevangen genomen. 40.000 daarvan stierven in Duits gevangenschap. Van een Frans leger was plotseling geen sprake meer. Gedurende twee jaar vormden de Franse kolonies het hart van de strijd tussen de troepen van De Gaulle en aanhangers van het Vichy-regime. Vanaf 18 juni 1940 konden individuele troepen zich op bevel van De Gaulle uiteindelijk hergroeperen. In juli 1940 kon Vrij Frankrijk rekenen op een kleine 7.000 soldaten. Tot de jaarwisseling steeg dat aantal geleidelijk. Nadien slaagden verscheidene troepen zich in de Afrikaanse, Oceanische en Aziatische kolonies (o.a. Chad, Congo, Kameroen, de Vrijhandelspost India en Nieuw-Caledonië) te herorganiseren. De steun van het koloniale imperium bood Vrij Frankrijk nieuwe kansen en maakte het mogelijk zich stelselmatig te manifesteren aan de zijde van de geallieerde troepen.
In West-Afrika mislukte de poging van De Gaulle om Dakar, in handen van Vichy-aanhangers, in te nemen. Daaropvolgend besliste hij om de Forces Françaises Libres (FFL) in Gabon te installeren. Deze troepen, hoewel nog steeds beperkt in aantal, participeerden in verschillende gevechten aan de zijde van de geallieerden (o.m. Eritrea en Libië). De operatie in Syrië in juni 1941 was een belangrijk kantelmoment: de manschappen van De Gaulle haalden het op de aanhangers van het Vichy-regime. Later, in mei-juni 1942, participeerde de Eerste Brigade van generaal Koenigs FFL in het gevecht tegen de troepen van de As-Mogendheden en het Afrikakorps.
De grootste ommekeer kwam er echter met de geallieerde invasie in Noord-Afrika (november 1942). Het liet het herstel toe van het Franse leger o.l.v. De Gaulle door middel van Amerikaanse steun. Na deze invasie werd de politieke situatie in Noord-Afrika complex. Verscheidene protagonisten ondernamen pogingen om de macht over Vrij Frankrijk te grijpen. De politieke twist tussen De Gaulle en Giraud duurde verschillende maanden, terwijl ondertussen in Tunesië gevechten tegen de As-Mogendheden woedden. Uiteindelijk smolten de Comité National Français te Londen en de Commandement Civil et Militaire te Algiers samen onder het co-presidentschap van De Gaulle en Giraud. Het Comité Français de la Libération Nationale (CFLN) was geboren. Vanaf dat ogenblik kon het Franse leger zich heropbouwen, alvorens uiteindelijk in Italië aan de slag te gaan.
Tijdens de zomer van 1943 werden 233.000 Noord-Afrikanen gemobiliseerd of gaven zich vrijwillig op om de Franse troepen te versterken. In de zomer van 1943 waren alzo 700.000 Franse soldaten op het slagveld actief. Dit was het leger dat naast het Engels-Amerikaanse leger een aandeel had in de bevrijding van Frankrijk na de zware gevechten in Tunesië, Sicilië, Italië, Corsica en de geallieerde landing in de Provence in de zomer van 1944.
In de geschiedenisboeken en het collectieve geheugen wordt de succesvolle bevrijding van Frankrijk en Europa toegeschreven aan de acties van het verzet en het Sovjet-offensief aan het Oostfront. Op die manier wordt vergeten dat het offensief via Zuid-Europa en Italië, na de overwinning in Tunesië en de terugtrekking van de troepen van de As-Mogendheden, een tweede front opende, nog voor de Landing in Normandië kon plaatsvinden. Deze gevechten deden Duitsland bovendien een groot aantal soldaten herorganiseren, wat het offensief van het Sovjetleger in 1944 vergemakkelijkte.
Gedurende de campagnes in Tunesië liep het aantal doden hoog op: van de 9.237 officieel ingeschreven soldaten, stierven 3.620 Noord-Afrikanen. 34.714 Fransen werden gewond, waaronder 18.531 moslimsoldaten. Samen met de vele burgerslachtoffers stierven in totaal 535.957 Fransen gedurende de Tweede Wereldoorlog. Het Franse engagement tijdens de bevrijding van Italië en, meer specifiek, gedurende de dodelijke gevechten rond Monte Casino, droeg bij tot de terugtrekking van de Duitse troepen. Samen met het verzet en het FFL bevrijdde het Eerste Franse Leger in de nadagen van de landing in de Provence (15 augustus 1944) Toulon, Marseilles, Lyon, Dijon, Belfort, enz. Al deze gebeurtenissen vonden echter plaats ver buiten het gezichtsveld van de oorlogsjournalisten, die zich hoofdzakelijk focusten op de geallieerde troepen in Normandië en de politiek gevoelige bevrijding van Parijs en Strasbourg.
Extra’s op de DVD (Engelse ondertiteling):
Websites:
Literatuur:
BEIKACEM (R.), Les musulmans algériens dans l’armée française (1919-1962), Parijs, l’Harmattan, 1996, 340p.
CLAYTON (A.), Histoire de l’armée française en Afrique 1830-1962, Parijs, Albin Michel, 1994, 550p.
KEEGAN (J.), The Second World War. Londen, Penguin, 1990, 608p.
WEINBERG (G.L.), A World at Arms: A Global History of World War II, Cambridge University Press, 1995, 1.198p.
Om de gerelateerde filmfragmenten te kunnen bekijken, dient u zich eerst aan te melden. U kan inloggen via de link onderaan deze pagina.