Ieder zijn verhaal. Drie historici versus een historicus

Published at 05-04-2012, updated at 02-10-2021.
Language
Apr 5
10:00

Bart De Wever is, in zijn essay over identiteit, hard voor de rol van historici. Maar zelf verpakt hij eigen mythes als wetenschap. Dat is althans de bevinding van KOEN AERTS, BERBER BEVENAGE en LORE COLAERT, omdat ze fundament missen waarop De Wever zijn stellingen bouwt.

In zijn essay over de relatie tussen geschiedenis en identiteit (DS 24 maart) pleit Bart De Wever voor een ‘evenwicht' tussen geschiedenis als wetenschap en geschiedenis als verhaal of zelfs mythe. Hij beklemtoont bij monde van tekenfiguur Lisa Simpson dat ‘de mythe soms meer waard is dan de waarheid'. Daarom betreurt hij dat men in het geschiedenisonderwijs bepleit om ‘deconstructie en ontmythologisering voorop te stellen'. Het grootste slachtoffer van deze ‘ijver voor deconstructie die een drang naar destructie verraadt', is volgens De Wever de Vlaamse identiteit. Als hij daarbij historici verwijt dat ze de functionele waarde van verhalen niet erkennen en dat ze die verantwoordelijkheid niet willen of kunnen dragen, voelen we ons natuurlijk aangesproken.

Ook revisionisme, maar anders

De Wevers tegenstelling tussen geschiedenis als verhaal en geschiedenis als wetenschap kan voor sommige historici flatterend lijken. Maar het is een bekend gegeven dat geschiedenis, in tegenstelling tot de exacte wetenschappen, een ‘verhalende' wetenschap is. Geschiedschrijving gebruikt verhaalstructuren om historisch inzicht te verwerven. Door dit verhalende karakter draagt elke geschiedschrijving politieke elementen en sociale functionaliteit in zich. Historici zijn het daarom gewoon dat ze zelden tot eensluidende en eeuwig vaststaande besluiten komen. Ze beschouwen dit open karakter, in vaktermen ‘revisionisme', zelfs als positief.

De echte tegenstelling situeert zich dus niet tussen geschiedwetenschap en maatschappelijke functionaliteit, noch tussen geschiedwetenschap en verhalen, maar tussen complexe, methodologisch onderbouwde verhalen enerzijds en arbitraire, simplistische verhalen anderzijds. Een argument afbreken omdat het een verhalende structuur heeft, zoals De Wever doet in zijn reactie op de bijdrage van Karel De Gucht (DS 2 en 4 april), houdt dus geen steek. Als geëngageerde historici zien wij in ons eigen onderzoeksveld dat verhalende geschiedschrijving van groot maatschappelijk nut kan zijn, bijvoorbeeld om op te komen voor minderheden wier stem uit de geschiedenis dreigt te worden gewist, zonder de kritisch-wetenschappelijke standaard te laten varen.In tegenstelling tot wat De Wever laat uitschijnen wordt de Vlaams-nationalistische ideologie natuurlijk niet reëel bedreigd, en al zeker niet door zogenaamd destructieve historici. Het tegendeel is eerder het geval: niet alleen is die ideologie op politiek en sociaal-cultureel terrein dominant, ze claimt vaak ook geldigheid op het wetenschappelijk terrein. En het is precies zodra mythologische verhalen wetenschappelijke pretenties krijgen, dat ze gevaarlijk worden. De Wevers essay is een perfect voorbeeld van dergelijke mythologie verpakt als wetenschap.

Objectief? Daar is het N-VA-programma!

Geschiedwetenschap laat, zoals we al aangaven, ruimte voor interpretatieverschillen en revisionisme, maar er zijn wel degelijk minimumcriteria: je kan niet om het even wat schrijven. Zo moet een conclusie aansluiten op de argumentatie. Dat is bij De Wever niet het geval: na een lang pleidooi waarin hij uitlegt hoe naties op verhalen gebaseerde constructies zijn, luidt zijn besluit dat Vlaanderen ‘een door het verleden opgeleverde gemeenschap van 6 miljoen mensen (is) die samen een democratie uitmaken.' U leest het goed, Vlaanderen blijkt dan toch geen constructie gebaseerd op historische verhalen, maar heeft blijkbaar het verleden zelf aan zijn kant.

Het zal niet verbazen dat de drang om functionele verhalen als wetenschap te verpakken het duidelijkst naar voren komt als De Wever het over identiteit heeft. Daar krijgt de lezer in een schijnbaar objectieve stijl te lezen hoe groepsidentiteiten zich vormen als mensen met ‘gedeelde waarden en normen' elkaar ‘herkennen' en een ‘verbeelde morele gemeenschap' vormen. Dat vooropstellen van waarden en normen lijkt niet alleen verdacht veel op het verkiezingsprogramma van de N-VA, het is ook wetenschappelijk allesbehalve onderbouwd. De Wever haalt voor deze passage geen enkele bewijs aan, behalve wat op een persiflage van Benedict Andersons theorie over verbeelde gemeenschappen lijkt. Je zou evengoed kunnen stellen dat mensen er doorgaans creatief in slagen om hun ‘waarden en normen' aan te passen aan wat hun gemeenschap en groepsidentiteit het beste uitkomt. Denk aan het gemak waarmee we als Vlaamse verbeelde (im)morele gemeenschap elke betrokkenheid bij het lot van de hongerstakers aan de VUB van ons afschudden. Of hoe we ons zelfs als Calimero's tot grote slachtoffers van de ‘chantage' van die ‘illegalen' uitroepen. Zouden we dezelfde waarden en normen hanteren als we niet tot de ‘6 miljoen' geprivilegieerden behoorden die met vergunning op dit ‘lapje aarde' verbleven?

Laat het duidelijk zijn, wij hebben niets tegen verhalen. Voor ons mag De Wever – de gebroeders Grimm achterna – alle Vlaams-nationalistische verhalen, van Vlaamse leeuwen tot kleine collaborateurs, als (particularistisch) erfgoed verzamelen. Het staat hem zelfs vrij om zijn visie als historisch-wetenschappelijke hypothese naar voren te schuiven, maar die moet dan wel onderworpen worden aan de criteria die voor elke hypothese in de geschiedwetenschap gelden.

We beseffen maar al te goed dat geschiedschrijving kan bijdragen aan groepsvorming, zoals poëzieavonden en zangfeesten dat kunnen. Maar geschiedenis heeft ook een kritische functie. Ze moet onder andere Goliaths met Calimero-veren zoals De Wever ontmaskeren.

Dat een van de belangrijkste politici van België zoveel moeite doet om de laatste luis in zijn pels (ontmythologiserende kritiek) te bekampen, bevestigt ons in de overtuiging dat een deconstruerende geschiedwetenschap noodzakelijk blijft en maatschappelijk nuttig is.

Koen Aerts, Berber Bevernage en Lore Colaert,
historici aan de Vakgroep Geschiedenis van de UGent

 

Dit opiniestuk verscheen op 5 april 2012 in De Standaard. Het is een reactie op een aantal andere stukken:

Na hun opiniestuk verschenen nog twee andere in de reeks: